Het mooie vestingstadje Steenwijk kent een roerige geschiedenis. De eerste vermelding dateert uit 1154. Het ligt op een zandrug met veel keien (vandaar de naam “steenwijk”) in de moerassen in de kop van Overijssel.
Er is vaak en veel om gevochten omdat het de toegangspoort vormde tot Noord-Nederland. Al in 1523 werd de stad geplunderd door Maarten van Rossum. In de tachtigjarige oorlog was het regelmatig het strijdtoneel tussen de Spanjaarden en de Nederlanders. Als prins Maurits in 1592 de vestingstad verovert, komt er een eind aan de schermutselingen. In 1597 worden de vestingwerken hersteld. Tot zover de geschiedenis van het mooie vestingstadje. Maar ook de gemeenschap kent een roerige geschiedenis.....
Als we naar de geschiedenis van onze gemeente daar kijken, zien we toch parallellen met de bewogen geschiedenis van het vestingstadje. Het eerste apostolisch lid, broeder Jan Zijlstra, vestigt zich rond 1899 in Zuidveen bij Steenwijk. Hij volgt de diensten in Wolvega, de dichtstbijzijnde gemeente. Hij trouwt in 1902 met Jantje Veen en ze krijgen 8 kinderen. In 1904 komt de familie De Jonge met negen kinderen erbij maar ze zouden zo'n twintig jaren lang de enige apostolische gezinnen in Steenwijk blijven.
Begin jaren twintig wordt een start gemaakt met het ontginningswerk in de omgeving rond Steenwijk en vestigen zich wat meer apostolische gezinnen in Steenwijk en omgeving. Zij volgden de diensten in Meppel waar begin 20e eeuw een gemeente was ontstaan. Maar al snel konden er diensten worden gehouden bij de familie Hendriksen die van Limburg naar Zuidveen bij Steenwijk was verhuisd.
In 1928 kan een lokaal van de Fröbelschool aan de Gasthuisstraat in Steenwijk worden gehuurd om daar diensten te houden. In dat jaar komt ook familie Heiner uit Alkmaar over. Priester Heiner wordt al vrij snel ingezet als verzorger van de kleine gemeente. Op 27 mei 1931 wordt in het Nieuwsblad van het Noorden vermeld dat de Hersteld Apostolische kerk “op meer dagen dan tot nu toe” gebruik mogen maken van een lokaal “tegen een jaarlijkse vergoeding van 140 gulden” Dit betreft een lokaal van School B aan de Kornputsingel. De gemeente verhuist dus.
In diezelfde periode komen de gezinnen Spakman en Brondijk over uit Froombosch: medewerkers van de Heidemij (de latere Arcadis) om mee te werken in het ontginningswerk. Broeder Brondijk droeg het diakenambt en was een welkome aanvulling. Hij zou zelfs tijdelijk de voorganger Heiner hebben vervangen die vier jaar lang wegens tuberculose geen taken kon verrichten. De gezinnen Spakman en Brondijk keerden eind jaren dertig terug naar Froombosch en Hoogezand maar een aantal van hun kinderen bleven door hun huwelijk in Steenwijk achter.
In 1946 splitst zich de gemeente door het schisma dat de Hersteld Apostolische Kerk op zijn grondvesten doet schudden. Degene leden van de NAK bleven, vonden tijdelijk onderdak in het buurtgebouw Eltekon in Zuidveen bij Steenwijk maar dit gebouwtje voldeed niet aan de eisen om diensten te kunnen houden. Vandaar dat men de gemeente Steenwijk in 1952 verzocht om weer gebruik te mogen maken van de schoollokalen omdat zij de rechtmatige huurders waren en niet het Apostolisch Genootschap. De gemeente stemde hier mee in, waardoor het Apostolisch Genootschap geen dak meer boven het hoofd zou hebben. Een gesprek tussen oudste Bijland uit Leeuwarden en de latere opziener Diks over deze situatie verliep verre van vriendelijk. Het werd “immoreel” genoemd, er zouden geen woorden voor zijn en “als Kamphuis dit zo wilde dan moest hij maar met Slok bellen”.
Oudste Bijland stelt dan voor om gezamenlijk gebruik te maken van de schoollokalen waarbij afspraken moeten worden gemaakt over de tijden. Diks weigert iedere medewerking met als gevolg dat de NAK als enige huurder gebruik mag maken van de lokalen en het Apostolisch Genootschap tijdelijk zonder onderkomen dreigt te komen. Er komen zelfs advocaten aan te pas om een en ander te schikken. In april 1952 verzoekt Diks aan apostel Kamphuis of ze toch van de schoollokalen gebruik mogen maken tot er een definitieve oplossing is gevonden. Het blijft echter “hangen en wurgen”. Zo beklaagt de voorganger priester Hendriksen zich in 1952 over het extreme gebruik van gas en kolen door “de Slok-mensen” en of de CA daar niet iets aan kan doen. In 1953 en 1955 is het weer hetzelfde liedje.
Intussen is het harmonium nodig aan vervanging toe. Het is echter eigendom van het Apostolisch Genootschap en zij zijn niet genegen het orgel te vervangen. Opziener Lakerveld stelt voor het orgel uit Meppel naar Steenwijk over te brengen, aangezien het voor de gemeente daar te groot is. Maar het orgel gaat wel op slot om te voorkomen dat “de anderen” er ook gebruik van maken.
In 1956 kan het Apostolisch Genootschap een eigen kerkje in Steenwijk bouwen en komt er een eind aan alle geharrewar en onvriendelijkheden. Dat jaar krijgt priester Hendriksen, die inmiddels op leeftijd is, er een diaken (Ten Veen) en twee onderdiakenen (Akse en Nijhof) bij. In september van datzelfde jaar wordt de gemeente geconfronteerd met een ingrijpend drama: de dochter van diaken Brondijk, Roelie, overlijdt. Een week na haar 18e verjaardag en drie weken na de bevalling van een dochter. Dat alles binnen een maand.... Het echtpaar Brondijk neem de zorg van hun schoonzoon en pasgeboren kleindochter voor hun rekening.
Op 14 februari 1958 passeert de koopacte van “een herenhuis, genaamd Villa Botha, met voor-, zij- en achtertuin en erf aan de Jan Hendrik Tromp Meestersstraat nr. 11 en 11a te Steenwijk. De koopsom bedraagt 18.280,40 gulden. Er is echter een voorwaarde aan verbonden, namelijk “dat praktijkkamer, keuken, achterkamer, gedeelte gang, watercloset, twee bergruimten en gedeelte tuin door mejuffrouw E. van der Berg tegen een overeengekomen vergoeding mogen worden gebruikt.”
Er wordt met deze onderhuurster overeengekomen dat de bovenwoning voor haar wordt aangepast en dat de kerk de onderste verdieping, na verbouwing, zal gaan gebruiken. Maar de gemeente heeft geen haast met het goedkeuren van de verbouwing en Mej. Van der Berg blijft zitten waar ze zit. En de gemeente blijft noodgedwongen zolang in de schoollokalen.
In augustus is men toch begonnen aan de verbouwing. Maar Mej. van der Berg maakt nog steeds gebruik van de achterkamer waardoor deze niet kan worden aangepakt. Zij zal pas in september naar boven verhuizen. In november is alles klaar en kan de nieuwe kerkruimte eindelijk in gebruik worden genomen.
Maar gladjes gaat het nog steeds niet met Mej. Van der Berg: in december heeft ze haar kolenasbak op een krant geleegd en laten liggen. Priester Hendriksen had haar daarop aangesproken, wat niet in dank werd afgenomen.
In januari 1959 doet Mej. Van der Berg haar beklag over een missende fietslamp die tijdens de verbouwing ontvreemd zou moeten zijn. Priester Hendriksen zal het onderzoeken maar dat levert niets op. De fietslamp zal moeten worden vergoed.
Maar er zijn ook positieve berichten: zuster Bosma mag op kosten van de kerk een stofzuiger aanschaffen. De toestemming gaat gepaard met de opmerking dat “zr Bosma niet meer zo jong is en als men alles moet vegen, dan valt dat niet mee! Bovendien is vegen uit de tijd”.
Intussen blijven kleine treiterijen van de onderhuurster doorgaan, tot wanhoop van priester Hendriksen. Zo plaatst ze haar asemmer constant voor de ingang van de kerkruimte. De kerk overweegt haar een sommatie te sturen om de woning te verlaten aangezien ze inmiddels ergens elders een huis heeft gekocht.
Maar er zijn ook andere klachten. Zuster Bosma klaagt erover dat de schoorsteen zo slecht trekt. Korte tijd later bleek er een kraai in te zitten die in paniek naar beneden kroop en dwars door het behang in de kamer van zuster Bosma naar buiten kwam. Maar ook de oliekachels in de kerkruimte werken niet optimaal waardoor bezoekers vaak met hoofdpijn te maken hebben.
In mei 1960 zal de onderhuurster eindelijk vertrekken. De bovenwoning kan nu worden verhuurd aan een gemeentelid maar eerst moet de huurprijs worden vastgesteld. De huur die Mej. Van der Berg betaalde, blijkt geen goede richtprijs want ze had een zeer lage prijs bedongen. Het duurt echter nog tot augustus voordat Mej. Van der Berg vertrekt maar de woning moet nog worden ontruimd. De familie Akse krijgt de woning toegewezen voor een huurprijs van 40 gulden per maand.
Intussen blijven de klachten over de verwarming met oliekachels doorgaan. Uiteindelijk wordt er een raamventilator geplaatst en zijn de klachten voorbij.
En of al deze verwarmings- en onderhuurperikelen nog niet voldoende zijn: het tweedehands orgel dat ze acht jaar geleden uit Meppel kregen is lek en moet worden gestemd. Maar het loont de moeite niet meer. Er moet een nieuw harmonium of, nog beter, een elektrisch orgel komen. En zo blijft het vaak hangen en wurgen. Dan mankeert er weer iets aan het gebouw, dan weer aan de inrichting of verwarming.
In 1989 haalt de gemeente Steenwijk de landelijke pers! We lezen in de Telegraaf van 1 augustus: “Midden onder de kerkdienst van de Nieuw-Apostolische Kerk aan de Tromp Meestersstraat in Steenwijk is eergisteren de complete opbrengst van de collecte gestolen. Terwijl de gelovigen een loflied aanhieven gingen onverlaten er met het offerblok vandoor. Daarin zat naar schatting zo'n 400 gulden. De politie stelt een onderzoek in.”
In 2001 wordt besloten om een nieuwe kerk te bouwen aan de noordzijde van het vestingstadje Steenwijk. De kerkzaal telt 75 zitplaatsen en heeft een aantal nevenruimten voor andere activiteiten. Deze mooie kerk wordt op 6 juli 2003 in gebruik genomen.
(foto's: Beeldbank Steenwijkerwold)
© Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland