In ons archief bevindt zich een bijzonder krantenartikel over de begrafenis van oudste Reinold uit Utrecht. Maar wie was oudste Reinold ook al weer?
Gerrit Willem Reinold, kleermaker te Utrecht, is geboren op 22-04-1864 in Buren, als zoon van Gerrit Jan Reinold en Adriana van den Berg. Hij was één van de "Kleermakers van P&C" waarover we al eerder schreven. Hij trouwde (1) op 15-08-1899 in Amsterdam met zijn nicht Johanna Henke die echter al voor 1904 overleed. Het echtpaar bleef kinderloos.
Daarna trouwde hij (2) op 24-11-1904 in Utrecht met Elizabeth Fredrika Christina Spits. Elizabeth is geboren in 1876 in Amsterdam en overleden op 02-11-1918 in Utrecht. Uit dit huwelijk kwamen drie kinderen voort: Adriana en Johanna (1907) en Gerrit (1913),
Na het overlijden van zijn tweede echtgenote trouwde hij (3) op 03-04-1919 in Utrecht met Margaretha Dijkman. Margaretha is geboren in 1877 in Koog aan de Zaan.
Oudste Reinold kwam bij zijn werkzaamheden als kleermaker bij Peek & Cloppenburg in Amsterdam in contact met zijn collega's Johan Westendorff en Jacob van der Laarse. Door hun getuigenis trad ook hij toe tot de Hersteld Apostolische Kerk en werd hij door apostel Schwarz in Amsterdam verzegeld.
Gerrit Reinold werd door P&C overgeplaatst naar Utrecht waar hij aan de basis stond van de eerste Apostolische Gemeente (1899). In 1900 komt oudste Westendorff over uit Leeuwarden. Dan ontstaat ook al de tweede gemeente waar priester Reinold de oudste ondersteunt.
Er volgt een aantal jaren waarin we nauwelijks iets van priester Reinold vermeld zien. Pas in 1917 wordt hij genoemd als voorganger van de gemeente in Hilversum. In 1920 vinden we hem terug op een foto samen met apostel Van Oosbree en andere districtsoudsten.
Oudste Reinold overleed op 58 jarige leeftijd op 9 februari 1923 en het Utrechtsch Dagblad besteed op 14 februari een uitgebreid artikel aan zijn teraarde bestelling. Een artikel geeft een prachtig beeld van de rouwdienst en aansluitende begrafenis. Te mooi eigenlijk om het niet te delen.... We geven het dan ook graag onverkort weer:
Een begrafenisstoet van ongewoon karakter is Dinsdagmiddag tusschen twaalf en een door de straten van Utrecht getrokken, een stoet die hier en daar zelfs het tramverkeer heeft belemmerd. Begraven werd het stoffelijk overschot van den heer G.W.Reinold, voorganger bij de Hersteld Apostolische Gemeente te Utrecht, van beroep kleermaker, wonende in de Jacob Geel straat, bij den Vleutenscheweg. De Hersteld Apostolische Gemeente te Utrecht bezit geen eigen kerkgebouw, doch houdt haar godsdienstoefeningen in Irene. De teraardebestelling van een voorganger trekt in deze kringen altoos grote belangstelling, niet enkel in het resort van de gemeente zelf, maar ook van ver daar buiten, zodat in den morgen talloos vele Hersteld Apostolischen uit andere plaatsen naar Utrecht kwamen om de plechtigheid bij te wonen. Met het oog op deze belangstelling had men de kleine Tivolizaal gereserveerd als punt van samenkomst voor alle gemeenteleden, tevens met de bedoeling om in deze zaal een lijkdienst te houden voor het vertrek naar het kerkhof. Het stoffelijk overschot was 's morgens vroeg naar Tivoli overgebracht; de kist werd voor het podium in de kleine zaal opgesteld, teneinde den leden der gemeente de gelegenheid te bieden den overleden voorganger nog eenmaal te zien.
De Tivolizaal kon het publiek niet bergen, dat opkwam om den lijkdienst bij te wonen; niet alleen was een groot deel der Utrechtse Hersteld Apostolische Gemeente opgekomen, doch bovendien kwamen er talrijke gezelschappen uit Hilversum, Amersfoort, Amsterdam, Haarlem, Leeuwarden, Apeldoorn, Deventer, Hengelo, Enschede, Zwolle, Rotterdam, 's Gravenhage, Bussum en wellicht uit nog andere plaatsen. Uit de meeste plaatsen waren ook kransen gezonden. In een lange, lange rij trok men langs de geopende lijkkist.
Daarna hield het hoofd der Apostolische Gemeente in Nederland, de apostel Oosbree uit Amsterdam, een herdenkingsrede en vervolgens werd de stoet opgesteld voor den tocht naar het kerkhof (de oude algemeene begraafplaats. Het aantal bloemstukken was zoo groot, dat men een deel der kransen liet dragen door gemeenteleden, die voor den lijkwagen uitliepen, een ander deel door gemeenteleden, die achter den lijkwagen volgden; bovendien stelden vele leden de Utrechtsche Gemeente er prijs op, in den stoet mede te loopen naar de begraafplaats. Hun werd een plaats aangewezen tusschen de dragers en het eerste volgrijtuig der familie.
Zoo formeerde zich een zeer lange en ongewone begrafenistrein; in het drukke middaguur van half een – het tijdstip waarop men van Tivoli in de Kruisstraat vertrok – trok deze stoet een enorme belangstelling. Het verkeer dat zich van Lucasbolwerk naar Nachtegaalstraat bewoog, moet stilhouden, om de file van menschen en rijtuigen te doen voorbijgaan. En uit nieuwsgierigheid voor deze ongewone begrafenis liepen velen met den stoet mee; hun aantal groeide op weg naar het kerkhof steeds aan, en toen men in de Gansstraat was gekomen, was het een grote menschenmenigte, die voor en achter den stoet meeging naar de begraafplaats. Daar waren intijds maatregelen van orde genomen, om de toestrooming van al te veel publiek te keeren, vooral noodig, waar reeds een uur te voren, rondom de groeve eenige honderden hadden postgevat, om zich een goede plaats te verzekeren.
Wij herinneren ons niet, de laatste jaren, een zoo reusachtige belangstelling bij een begrafenis te hebben gezien. Toen de stoet de groeve naderde, hief het gemengde (kerkelijke) zangkoor der Hersteld Apostolische Gemeente te dezer stede, liederen aan. De zang was zeldzaam indrukwekkend; zoo wordt het maar een hoogst enkelen keer bij een begrafenisplechtigheid op een kerkhof gehoord. De liederen waren uitsluitend zangen, die bij de godsdienstige samenkomsten der Hersteld Apostolische Gemeente worden aangeheven en in melodie overeenkomst vertonen met de liederen uit den Sions-bundel der Utrechtsche Stadszending.
Aan het graf is gesproken door den apostel Oosbree uit Amsterdam, als hoofd der Nederlandsche Hersteld Apostolische kerk, die er den nadruk op legde dat men in deze kringen niet gewoon is eer te geven aan een naar menschelijk inzicht gestorvene, niet gewoon is zaligsprekingen te doen hooren in algemeenen zin. De Hersteld Apostolische eeren alleen den arbeid gedaan voor het Koninkrijk Gods en binden dien arbeid niet aan een persoon, derhalve bewierooken zij ook niemand. Eeren doet men alleen Jezus' werk in menschenzielen en het is slechts dat werk en dat werk uitsluitend, dat men gedenken wil als een lid uit de gemeenschap uitvalt, wiens leven niet geleefd werd tot eigen profijt, maar tot dienst van anderen, opdat vervuld zou worden het woord dat ons leven moet zijn een rantsoen voor velen. Daarvan moet in uren als dit getuigenis worden gegeven, getuigenis dat bewaarheid is: het koninkrijk der hemelen is binnen in U lieden.
De arbeid van den Utrechtschen voorganger heeft daarvan een krachtig bewijs gedragen. En daarom spreekt de Hersteld Apostolische Gemeente aan dit graf de bekende woorden: Gaat in, gij getrouwe dienstknecht, in de vreugde Uws Heeren.
Na dezen apostel spraken nog zes anderen, meerendeels voorgangers uit andere gemeenten uit wier redevoeringen wij nog releveeren willen, dat in Reinold de Hersteld Apostolische Gemeente van Utrecht een man verliest, wiens stralend oog en beminnelijk gezicht reeds veel wisten te zeggen, nog voor hij eenig woord gesproken had. De echt Hersteld Apostolische geest doet een gestorvene niet beklagen, doch hem juist benijden. De dood van Reinold verwekt daarom ook geen woord van smart, maar wel een woord van vernieuwde plichtsvervulling, een woord van aansporing, de gelederen na het openvallen van zijn plaats onmiddellijk weder te sluiten, als een hechten kring rondom den apostel, in het sterke bewustzijn dat God niet is een God van de dooden, maar een God van de levenden. En zo vertrouwde men den ontslapen voorganger in gerustheid aan den schoot toe, wetende, dat hem bestemd zal zijn de wederopstanding des levens, hem gevende in de naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.
Eenige malen vielen de gemeenteleden rondom de groeve, in met “Amen”, om daarmee uit te spreken dat zij van ganscher harte instemden met het gesprokene. Het zangkoor liet zich eveneens herhaaldelijk hooren. Een zeer plechtig oogenblik werd beleefd, toen onder gezang van het koor, bloemen werden gestrooid in het graf; nadat het koor had voorgezongen, werd de buitengewoon imponeerende melodie door de menigte overgenomen. Het klonk breed en statig door de kerkhoflanen. Bij een teraardebestelling als deze, neemt gezang van koor en publiek trouwens in het algemeen een voorname plaats in. Want toen na afloop der plechtigheid – die op het kerkhof circa vijf kwartier had geduurd – de kerkelijke waardigheidsbekleeders met de familie heengingen, hief het zangkoor wederom liederen aan, die herhaald werden totdat de familie den uitgang van het kerkhof had bereikt.
© Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland