In de negentiende eeuw was apostolisch Nederland de bakermat van enige nieuwe districten in- en buiten Europa. Indonesië, Nordrhein-Westfalen, de Verenigde Staten zijn wel bekend. Maar dat de oorsprong van het aposteldistrict Argentinië ook in Nederland ligt zal minder bekend zijn. Tot aan 1928 zien we op de officiële stukken dat apostel Van Oosbree tekent met “hoofdbestuurder van de Hersteld Apostolische Gemeente in Nederland, Nederlandsch-Indie en Argentina”.
We lezen op de site van INA Sud America:
Rond het jaar 1920 emigreerden enkele nieuw-apostolische families naar de monding van de Rio de la Plata in Argentinië en Uruguay. De Apostel voor Zuid-Amerika is de Nederlander Sytze Faber, die zich in de provincie Cordoba vestigt. Van daaruit verzorgt hij de enkele families. In 1930 komt Stamapostelhelper Franz-Wilhelm Schlaphoff naar Zuid-Amerika. Hij neemt het besluit om voortaan de kerkdiensten in de landstalen te laten houden. Sinds 1938 is de Nieuw-Apostolische Kerk in Argentinië door de overheid erkend.
Deze beschrijving is wel erg summier. Apostel Vicente Teti uit Argentinië deed, in samenwerking met het Archief NAK-NL, onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van het apostolisch werk in Argentinië en samen hebben we geprobeerd wat raadsels rond apostel Faber op te lossen.
Wie was Sytze Jans Faber?
Genealogische bronnen leren dat hij op 24-09-1861 in Oudkerk is geboren als zoon van Jan Epkes Faber en Trijntje Sipkes van der Werf. Van huis uit was hij gereformeerd. Hij trouwde op 01-05-1884 in Menaldum met Antje Leen. Bij het huwelijk staat vermeld dat hij boerenknecht was.
Uit het huwelijk kwamen drie kinderen voort: zoon Jan, geboren op 14-06-1884 in Visvliet,
dochter Jouktje, geboren op 25-09-1886 in Visvliet en zoon Reinder, geboren op 02-02-1889 in Kommerzijl.
Uit de genealogie van de familie Faber in Nederland leren we dat Sytze zich had aangesloten bij de Hernhutters in Zeist. In 1889 emigreert het gezin naar Argentienie. Tijdens de boottocht overlijdt de jongste zoon Reinder op 31 mei 1889.
Hij schrijft: “in 1889 ben ik naar Argentinië gegaan en behoorde tot de afgescheiden kerk en dacht reeds een hemeling te zijn. In 1898 kwam aldaar tot mij een getuige van de Apostolische kerk.”
Bij de emigratiegolven in de negentiende eeuw zijn er inderdaad veel werklieden en boeren uit met name de noordelijke grensstreek van Groningen en Friesland naar Argentinië vertrokken en het is niet ondenkbaar dat Sytze Faber en zijn gezin daarbij waren. Maar wie kwam in 1898 bij hem? Daarover zo meteen meer.
In september 1900 is Sytze Faber en Nederland en ontvangt op 12 september het apostelambt voor Argentinië “onder de hand van de over u gestelde apostel Kofman”
In de Zevende Bazuin van september 1900 lezen we:
“Heer, hebt u ook deze of gene als apostel voor Argentinië bestemd? En zo werd de lieve broeder Faber die van niets wist, tot apostel voor Argentinië geroepen en door den apostel Krebs met het apostelambt beopdracht en in de aposteleenheid opgenomen. Deze nieuw geroepen apostel Faber, voor Argentinië, was een man vol des geloofs, op veel wetenschap kon hij niet roemen, maar het examen dat Petrus eens gemaakt heeft, kon Faber ook maken”.
Gelukkig is toen ook de bijgaande groepsfoto van de aanwezige apostelen gemaakt zodat we een beeld krijgen van de nieuwe apostel die op 20 september 1900 vanuit Hamburg naar Argentinië vertrekt. De apostelen Krebs, Kofman en Wachmann doen hem uitgeleide. De reis gaat via Frankrijk en Portugal en zal vijf weken duren. Hij vestigt zich op het platteland in het plaatsje Etruria, zuidelijk van de stad Cordoba.
In maart 1901 wordt in de Zevende Bazuin vermeld dat apostel Faber in de blijheid des geestes arbeidt. Met het wassen van het geloof en de liefde wast ook het werk Gods in uitbreiding.
En in april 1901 lezen we:
“in Argentinië wordt de zending van apostel Faber met zegen en gevolg gekroond. Er zijn leden leden door de verzegeling in de nieuwe levende Godstempel ingevoegd en hiermede een kleine gemeente gegrondvest. Op 24 maart zijn weder meerderen, in het geloof begeerden, door de verzegeling in de gemeente ingelijfd”.
Het ledental per 1 januari 1902 bedraagt 57 leden.
In januari 1904 schrijft apostel Kofman:
“apostel Faber arbeidt onder groote moeilijkheden der landstoestanden, waarom wij onzen leezers op het hart drukken hem in de gebeden te herdenken”.
Maar in 1905 schrijft apostel Kofman dat er in juni weer 19 zielen verzegeld konden worden.
In 1907 doet apostel Faber zelf verslag: hij deelt mee met veel hindernissen te kampen te hebben. Het land is dun bevolkt en zijn woonplaats is ver verwijderd van de grote steden. Als eigenaar van een boerderij heeft hij met veel moeilijkheden te maken. Apostel Kofman schrijft daarover:
“Eene mislukte oogst in deze landen kan een hoeve-eigenaar bijna arm doen worden en zoo heeft ook apostel Faber door mislukte oogsten in die streken bitter moeten lijden, en thans zelfs 30 koeien moeten verkoopen om zijne noodzakelijke uitgaven te bestrijden en zijn schulden te betalen. Maar het werk Gods bloeit onder die omstandigheden zeer goed.”
Anderhalf jaar later bericht apostel Faber dat hij met broeder Veen naar Tacuaredi in Chili is geweest. De reis duurde 24 dagen. De heenreis werd gedeeltelijk per spoor en per boot gemaakt, de terugreis ging te paard of in een kar over moeilijk begaanbare wegen. Onderweg bezocht hij Rosario, een grote stad, waar hij 6 dagen verbleef. De gemeente kreeg tijdens dit bezoek een diaken. Ook hield hij dienst in Villa Guillermina waar zoveel aanwezigen waren dat velen buiten moesten staan. Verder schrijft hij dat priester Verbeek uit het Chileense Villa Guillermina dienst heeft gehouden in Taguarandy. Hij besluit het bericht met groeten aan de stamapostel, de apostelen en alle broeders en zusters in Europa en vraagt iedereen: Gedenkt ons in uw gebeden!
Het laatste bericht vinden we in het Hersteld Apostolisch Weekblad van 1 januari 1912. Daarin staat een foto afgedrukt van apostel Faber bij de gemeente Chaco-Santa Fe. Op deze foto staan zo'n 60 personen voor een boerderij die vermoedelijk van priester Verbeek is en waar dienst wordt gehouden. In dit artikel staat tevens dat priester Verbeek de eerste was die in Argentinië arbeidde en waarschijnlijk was hij het die in 1898 getuigenis aan Sytze Faber bracht. In dat jaar namelijk werd diaken Hendrikus Verbeek uit Amsterdam door stamapostel Krebs naar Argentinië uitgezonden. Deze polderwerker uit de Haarlemmermeer zag waarschijnlijk betere toekomstperspectieven in Argentinië en emigreerde op 25 maart 1890 met zijn vrouw Gijsje Schouten, hun zeven kinderen en een kleinkind. Diaken Verbeek was in oktober 1900 terug in Nederland en ontving op 21 oktober in Amsterdam het priesterambt. Op 30 oktober, dus ruim een maand na het vertrek van apostel Faber, reisde hij terug naar Argentinië.
In dezelfde tijd emigreerde broeder Johan Suter uit Zwitserland naar Argentinië. Apostel Bock gaf hem de raad apostel Faber op te zoeken. Dit lukte pas in 1913 en broeder Suter (later districtsoudste) schrijft:
“apostel Faber woonde op het platteland, in de provincie Cordoba. Hij was zeer arm. Hij woonde met zijn gezin in een boerderijtje, had zonen en dochters. Op een uur afstand te paard woonde nog een apostolische familie met Nederlandse wortels, de familie Postman. Apostel Faber had de gewoonte beide families ben een aantal gasten bijeen te brengen voor evangelisatiearbeid. Toen het erop leek dat zijn werk vruchten begon af te werpen, werd de regio geteisterd door een grote droogte die praktisch het einde betekende voor de toch al arme boeren. De boeren verspreidden zich over andere streken en het werk van de apostel ging verloren. Apostel Faber uitte de wens zich in Buenos Aires te vestigen en daar het Godswerk te beginnen. Er woonde al een Nederlands gezin”.
Broeder Suter keerde terug naar Zwitserland en deed verslag aan de opziener Hölzel en apostel Bock. Deze achtte het niet noodzakelijk dat apostel Faber zich in Buenos Aires ging vestigen.
Het spoor van Apostel Faber gaat na de ontmoeting met broeder Suter in 1913 verloren. Als zich in 1920 Nieuw-Apostolische immigranten in Buenos Aires vestigen blijken zij niet op de hoogte te zijn van het bestaan van Apostel Faber. Ze hebben dus ook geen contact met hem. Maar de latere apostel Jose Toplisek heeft ooit eens aangegeven in 1924 door apostel Faber in de gemeenschap Urquiza verzegeld te zijn..... Tot wanneer was apostel Faber nu werkzaam? Ook was niet bekend waar en wanneer apostel Faber is overleden.
Aangenomen werd dat apostel Sytze Faber in 1928 is overleden in Chaco Santa Fe.
Nader onderzoek bracht naar voren dat apostel Faber in Argentinie nog een aantal kinderen kreeg. Er kon contact worden gelegd met kinderen van zijn jongste dochter Ana (geboren in 1902) en zij konden zich nog herinneren hoe hun opa diensten hield en, samen met een geloofsbroeder, huisbezoeken aflegde.
Ook wisten ze dat hij doopte met handoplegging (Heilige Verzegeling?). Zij vermelden ook dat opa zich dagelijks aan het eind van middag omkleedde: een zwart pak, wit overhemd en stropdas en zwarte “alpargatas” (dat zijn lichte schoenen gemaakt van zeildoek) en dan getuigenis bracht.
Nadat zijn vrouw was overleden verhuisde apostel Faber naar Chazon waar ook zijn zoon Hans en dochter Ana woonden. Hij overleed op 28 januari 1929.
Aangezien er nooit werd gesproken over familieaangelegenheden, hun herkomst of over het geloof was het tot dusver geen van de nazaten duidelijk tot welke geloofsrichting opa Faber nou precies behoorde. Ze zijn zelf protestants of katholiek geworden.
Eerder in dit artikel werd ook priester Verbeek genoemd. Hij was werkzaam tot 1923. Hij is in dat jaar omgekomen bij een schietpartij tussen de politie en een voortvluchtige overvaller.....
Bronnen:
- boek “Het godswerk in Argentinië” van apostel Vicente Teti.
- archieven NAK-NL en Het Apostolisch Genootschap
- Genealogie Faber Stichting
Met speciale dank aan br Martijn Naarding uit Madrid voor het vertaalwerk.
© Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland