Een opziener, die een belangrijke rol speelde bij de ontwikkeling van het Apostolisch Werk in Nederland, was Evert Horsman, geboren op 17 september 1852 te Kalslagen bij Leimuiden in Noord-Holland.
Hij was een zoon van Klaas Horsman en Francina Cleijpool. Op 1 oktober 1870 treedt hij voor vijf jaar in militaire dienst als matroos 3e klasse. Uiteindelijk blijft hij tot 20 januari 1877 in het leger en neemt deel aan de Atjeh-oorlog in het voormalig Nederlandsch-Indie. Daar maakt hij als marineman kennis met broeder Köhnke en komt zo in aanraking met het apostolische werk. Na terugkeer in Den Helder krijgt hij het Ereteken Atjeh en komt opnieuw in contact met Köhnke. Op 1 april 1877 wordt hij benoemd tot kustlichtwachter in Den Helder.
De contacten met br Köhnke leidden er toe dat hij de diensten van apostel Schwarz bezocht die hem op 10 februari 1878 in Amsterdam verzegelde. In november van datzelfde jaar trouwde hij met Maria Allihn, de dochter van evangelist Heinrich August Allihn, die medio september 1863 de komst van apostel Schwartz in Amsterdam voorbereidde. In de tijd van apostel J. Kofman Rzn vertaalt de zuster Horsman samen met priester-evangelist J.M.Brakke de Duitse periodieken.
Als Evert Horsman in 1878 wordt overgeplaatst naar IJmuiden geeft apostel Schwartz hem een aanwijzing tot zendeling-evangelist en wordt er op 1 november 1878 een apostolische gemeente in IJmuiden gesticht. De eerste verzegeling vindt al plaats op 25 december 1878. De tweede verzegeling is op 13 april 1879. Evert Horsman blijft jarenlang voorganger van de gemeente IJmuiden en van hieruit wordt ook met veel succes de stad Haarlem bepionierd. Daar kan al op 5 november 1879 een 60-tal zielen worden verzegeld.
Na het overlijden van apostel Schwartz in 1895 raakt het apostolisch werk in twee kampen verdeeld: de ene onder aanvoering van de profeet Vleck en de herders Verkruijsen (Haarlem) en Meijnders (Amsterdam), de andere onder aanvoering van apostel Krebs en opziener Kofman. Beide groepen probeerden te bewijzen dat zij de leer van apostel Schwarzt voortzetten. De apostelen Krebs en Niehaus introduceerden “het nieuwe licht” waarvan zij beweerden dat het gedachtengoed van apostel Schwartz daarin nog verder werd doorgevoerd. Herder Horsman en de evangelisten Brakke, de Vries en Hoekstra sloten zich hierbij aan.
Herder Horsman wordt tijdens een bezoek van apostel Krebs op 11 augustus 1897 in het ambt van oudste gezet voor het dan nieuw gevormde district IJmuiden.
Op 17 november 1901 worden de oudsten Horsman en Sake de Vries in Amsterdam door stamapostel Krebs aangewezen tot opzieners. Inmiddels is de gemeente IJmuiden dringend aan nieuwe huisvesting toe maar de financiele middelen ontbreken. Opziener Horsman schijnt daarvoor uit eigen zak 5000 gulden te hebben betaald zodat er een nieuwe kerk aan de Kanaalstraat kon worden gebouwd. De gemeente telt dan al circa 150 leden.
Op zondag 23 oktober 1904 ontvangen de beide opzieners het ambt van ‘zeventiger’ (vergelijk: Lucas 10: 1-10) en krijgen de opdracht als helpers van de apostelarbeid hier en daar verzegelingsdiensten te houden en ambten aan te wijzen. Hij blijft daarnaast ook nog voorganger van de gemeente IJmuiden. In het voorjaar van 1907 wordt opziener Horsman ingezet als apostelhelper. We lezen daarvan in Het Apostolisch Zondagsblad nr 7 uit 1907:
“Deze gave Gods kan door het rankapostelambt, ook in mij als Apostel, gebruikt worden om hier en daar aan zijn plaats, verzegelingsdienst voor levenden en ontslapenen te houden alsook de noodige Broeders in eenig ambt te plaatsen. Daartoe ontvangen deze Brs Opzieners, naar de ordening van onzen Stamapostel, welke nu Niehaus heet, van onzen Apostel voor iedere verzegelingsdienst een expresse opdracht en een op zegel verstrekt Zendings-bewijs. Dit bewijs zal iedere Opziener elk plaatselijk ambt laten zien. Op de achter zijde van dit bewijs moet door den Opziener ingevuld worden hoeveel zielen verzegeld zijn, in welke plaats, en hoeveel (en welke) ambten ingezet zijn – Daarna zendt iedere Opziener dit ingevuld bewijs terug, en hij is weer Opziener in dat District waarin hij geplaatst is.”
Op onder andere zondag 9 augustus 1908 is er sprake van een dienst door een apostelhelper in Den Helder en Alkmaar. Het Apostolisch Zondagsblad schrijft daarover:
“J.l.zondag was het voor de gemeenschap Helder en Alkmaar eene geboortedag: te den Helder zijn 17 en te Alkmaar 20 levenden door de wedergeboorte met water en den H.Geest als eerstelingen in het Rijk Gods ingevoegd. Het Apostelambt moest daar in het kleed van het Opzienersambt, in den l. Br Horsman arbeiden. Deze ontving daartoe de staf (als het woord) en de oliekruik (het ambt) nu het apostelambt, waardoor de l. vader kon verzegelen en de lieve Jezus hen doopen met vuur en den H.Geest...”
In juni 1910 is de lichamelijke situatie van apostel Kofman zo verslechtert dat hij niet meer in staat is leiding te geven aan het apostolische werk in Nederland. Er moet een opvolger komen en Stamapostel Niehaus benadert daarvoor onder andere opziener Horsman. We lezen daarvan in het Hersteld Apostolisch Weekblad van 26 juni 1910:
“... ik (Niehaus) ben daartoe gaan vragen en aankloppen bij den l. helper Horsman. Deze schreef mij echter zich voor deze last -arbeid des Apostels- te zwak te zijn, waarvoor hij bad daarvoor een ander te willen nemen.”
Dan wordt de districtsoudste Van Oosbree geroepen tot districtsapostel voor Nederland. Daarmee eindigt per 23 juni 1910 voor de opzieners De Vries en Horsman de taak van apostelhelper.
Zin vrouw Maria Horsman-Allihn overlijdt op 28 maart 1914 in het Provinciaal Ziekenhuis Meerenberg te Santpoort. Hij verhuist dan naar Bussum en hertrouwt op 30 september met de weduwe Neeltje Kooi.
De opziener overlijdt op 28 september 1941 te Bussum en wordt op donderdag 2 oktober 1941 begraven op de Wester Begraafplaats in IJmuiden. Apostel Van Oosbree schrijf in zijn “in Memoriam” van 29 september:
“… alzoo heeft hij gedurende de tijdsperiode van ruim 63 jaren onder de hand der leiding van vijf apostelen mogen medearbeiden. Wij, ik, zijn Apostel, hem al die tijd gekend heb, kan ik zoomede als mond van al die heengegane Apostelen Schwartz, Krebs, Niehaus en Kofman, zoomede namens onzen Stamapostel Bischoff – met dankbaarheid en vreugde des geestes voor God onzen Vader en alle engelmachten des dienens betuigen: zijn onwankelbare trouw, zijn eerbied en zijn vastheid des geloofs in de van God onzen Vader uitgaande “gave” die met den naam “Apostel” aangeduid wordt. Noch door woord, noch door handelinge heeft hij ooit ook maar een der genoemde Apostelen, die hij heeft mogen dienen, zieleleed berokkend of geestestranen uitgeperst.”
Het in 2002 nog bestaande, maar zeer verwaarloosde graf, werd vanwege zijn historische waarde door de gemeente tot monument verklaard.
Bronnen: archief NAK-NL, archief HAG.
Met bijzonder dank aan de heer Tjibbe Kerkhof van Het Apostolisch Genootschap voor zijn vele researchwerk. Helaas heeft hij zelf de publicatie van dit artikel niet meer mee kunnen maken.
© Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland